Background Image
Previous Page  6 / 72 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 6 / 72 Next Page
Page Background

Zorgstandaard MD1 2015

6

Samenvatting

Het doel van deze zorgstandaard is het bevorderen van optimale zorg voor mensen met myotone

dystrofie type 1 (MD1). De zorgstandaard MD1 beschrijft het volledige zorgtraject voor

volwassen patiënten.

Er wordt beperkt aandacht besteed aan kinderen. De zorgstandaard

beschrijft vanuit het patiëntenperspectief waar kwalitatief goede zorg aan moet voldoen. Niet

alleen wat betreft de inhoud, maar ook wat betreft de organisatie ervan. Dit maakt voor alle

partijen inzichtelijk wat zij kunnen en mogen verwachten in het zorgtraject.

De multidisciplinaire richtlijn

'Behandeling en Begeleiding van volwassenen met Myotone Dystrofie type I '

(2012) vormt voor deze zorgstandaard een leidraad voor het beschrijven van de

medische zorg. Daar waar mogelijk is de inhoud van deze zorgstandaard gebaseerd op de

richtlijn.

Myotone dystrofie type 1

( hoofdstuk 2 )

Myotone dystrofie type I (MD1, dystrofia myotonica, ziekte van Steinert, ziekte van Curschmann-

Steinert, dystrofische myotonie) is een spierziekte met een chronisch en progressief beloop. De

prevalentie van MD1 is naar schatting 10/100.000. Naar schatting komen er elk jaar 400-700

patiënten bij.

De aard van de problematiek hangt af van de beginleeftijd waarop de ziekte zich openbaart en

bepaalt daarmee het type MD1 (congenitale, kinder-, volwassen, of milde type). MD1 is

autosomaal dominant erfelijk: indien één van beide ouders de ziekte heeft is het risico op MD1 bij

elk kind 50%. Bij MD1 is het aantal herhalingen van een cytosine-thymine-guanine (CTG) -triplet

in het gen voor myotone dystrofieproteinekinase (DMPK) toegenomen. De toename van het

aantal CTG- repeats in opeenvolgende generaties verklaart het verschijnsel anticipatie: in

opeenvolgende generaties begint de ziekte op jongere leeftijd en verloopt ernstiger.

Kenmerkende symptomen van MD1 zijn myotonie (het vertraagd ontspannen van aangespannen

spieren) en een langzame progressieve zwakte van met name de gelaatsspieren, kauw-, keel- en

halsspieren en van de onderarm- en onderbeenspieren. Daarnaast zijn vaak ook andere organen

aangedaan, waardoor men kan spreken van een systeemziekte.

De symptomen kunnen per persoon sterk uiteenlopen en een grote invloed hebben op de

kwaliteit van leven en de levensverwachting. De mentale verschijnselen, zoals traagheid,

lusteloosheid, apathie en vooral bij het congenitale type verstandelijke beperking hebben een

grote invloed op de sociaal-maatschappelijke participatie van de patiënt en diens naaste

omgeving.

Centrale zorgverlener

( hoofdstuk 3 )

Gezien de complexe medische en psychosociale problematiek die optreedt bij MD1- patiënten is

goede coördinatie van de zorg essentieel. Het is aan te bevelen dat één arts de zorg rondom de

patiënt coördineert en actief bewaakt. Deze centrale zorgverlener is bij voorkeur een

revalidatiearts of neuroloog met specifieke deskundigheid op gebied van spierziekten en affiniteit

met de behandeling van patiënten met MD1.

De centrale zorgverlener neemt de verantwoordelijkheid op zich voor de multidisciplinaire

afstemming tussen en de samenwerking met de diverse medisch orgaanspecialisten. Daarnaast

speelt de centrale zorgverlener een essentiële rol in het bewaken van de zorg, door tijdig

(para)medische en psychosociale zorg in te schakelen. De centrale zorgverlener geeft sturing,