45
leren, aangevuld met ervaringsdeskundigheid ‘van buiten’, maakt dat een peer-counselling /
supportservice een natuurlijke en noodzakelijke aanvulling is op de medische / professionele
revalidatie. Volgens de VN Conventie over de Rechten van Mensen met een Handicap (art. 26:
Habilitation and Rehabilitation) moet de peer-counseling/supportservice erkend worden in het
kader van de (revalidatie)zorg wetgeving en een peer-counselor/supporter te worden
gedefinieerd als een onafhankelijk beroep met een (geassocieerd) lidmaatschap van het
revalidatieteam.
Door ESCIF wordt geadviseerd de in dwarslaesie gespecialiseerde centra zo te spreiden dat
iedere dwarslaesie-afdeling op jaarbasis minimaal 40-50 revalidanten met een recent ontstane
dwarslaesie opneemt (traumatisch en niet-traumatisch samen). Gezien de incidentie hiervan
zou dat in de Nederlandse verhoudingen betekenen dat deze traumazorg wordt geconcentreerd
in 5 of 6 revalidatiecentra. Binnen Nederland is hier nog discussie over.
Het door het NVDG opgestelde Behandelkader Dwarslaesie komt tot een lagere omvang. Er
staat daar aangegeven:
"alle volwassenen en kinderen met een recent ontstane complete of incomplete
dwarslaesie of (conus)caudalaesie met blaas-, darm- of seksuele stoornissen na de
ziekenhuisfase opgenomen moeten worden in een revalidatiecentrum met een in
dwarslaesierevalidatie gespecialiseerde afdeling. Een dergelijke afdeling moet voldoen
aan vastgestelde criteria voor behandelaanbod, deskundigheid en faciliteiten.
Om het deskundigheidsniveau op een dergelijke afdeling te kunnen handhaven is het
onder meer nodig dat daar jaarlijks minimaal 25 mensen met een recente dwarslaesie
worden opgenomen. Op dit moment lijken alleen de 8 bekende revalidatiecentra met een
gespecialiseerde dwarslaesieafdeling aan dit criterium te voldoen”.
Bij de discussie omtrent de gewenste omvang zijn verschillende aandachtspunten aan de orde:
Toegankelijkheid en bereikbaarheid
Vaak en niet onterecht wordt vanuit cliëntperspectief de toegankelijkheid en
bereikbaarheid naar voren gebracht als argument voor de spreiding van voorzieningen.
Daarbij kan worden aangetekend dat Nederland in internationaal perspectief een klein
land is met een goede infrastructuur en dat een revalidatieperiode (intramuraal) altijd
eindig is. Mede gelet op weekendverloven wordt een maximale reistijd van 1 uur (met de
auto, enkele reis) redelijk geacht. Voor poliklinische revalidatie of revalidatie in
dagbehandeling ligt de bereikbaarheid mogelijk anders, hetgeen zou kunnen pleiten voor
concentratie van het klinische deel en spreiding (subcentra in regionale
kennisnetwerken) voor het extramurale deel (zie ook Aanbeveling B).
Incidentie versus afname opnameduur
Gelet op de demografische ontwikkeling (vergrijzing) is de verwachting dat dwarslaesies,
veroorzaakt door een val bij iemand met een vernauwd wervelkanaal, vasculaire
oorzaken of tumoren zullen toenemen, hetgeen zal leiden tot meer revalidatie-opnames.
De vraag is hoe deze ontwikkeling zich zal verhouden tot de trend van afname van de
gemiddelde opnameduur. Indien de laatste ontwikkeling dominant is, zal dat leiden tot
een lagere bedbezetting en daarmee tot afname van de benodigde capaciteit. Bij
ongewijzigd beleid t.a.v. het aantal revalidatie-afdelingen zal dan sprake zijn van
kleinere afdelingen.
1...,36,37,38,39,40,41,42,43,44,45 47,48,49,50,51,52,53,54,55,56,...87