Background Image
Table of Contents Table of Contents
Previous Page  52 / 113 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 52 / 113 Next Page
Page Background

52

Gevolgen van neurofibromen rondom het oog

In het geval dat neurofibromen in het ooglid, wenkbrauwen en gezicht voorkomen wordt over orbitofaciale

neurofibromatose (OFNF) gesproken

15

[66]. OFNF treedt op bij 1-22% van de individuen met NF1 [159].

Klachten en behandeling

Vooral op de oogleden kunnen de neurofibromen erg veel visusklachten veroorzaken en misvorming

in het gezicht geven [67][159]. Ander klachten kunnen zijn: gezwollen ooglid, ptosis, proptosis,

botdysplasie, afwijkende oogbolpositie [159]. Handelingsopties zijn in selectieve gevallen chirurgisch,

na multidisciplinair overleg tussen oogarts, plastisch chirurg en neurochirurg.

Congenitale ptosis

Ptosis kan een gevolg zijn van een plexiform neurofibroom dat gelokaliseerd is in de orbitae.

Klachten en behandeling

Hierdoor kunnen visuele problemen optreden, waarvoor oogonderzoek nodig is en overleg tussen

oogarts en plastische chirurg over behandeling [11], die chirurgisch van aard is.

Behandelende oogartsen dienen op te hoogte te zijn van de richtlijn “Visusstoornissen, revalidatie en

verwijzing” en het individu met NF1 en indicatie door te verwijzen naar een geschikte revalidatie-

instelling [160].

Orthopedische kenmerken (specifieke botlaesies)

Dysplasie van de lange pijpbeenderen

Specifiek voor NF1 is cortexverdunning van de lange pijpbeenderen, leidend tot anterolaterale bowing van

tibia en/of fibula, soms radius. De prevalentie is 3% in NF1 populatie, echter een anterolaterale bowing met

of zonder pseudo-artrose bij een zuigeling berust in meer dan 50% van de gevallen op NF1 [59].

Klachten en behandeling

Bij congenitale bowing van de lange pijpbeenderen bij een zuigeling is er een hoge verdenking op

NF1. Vroege orthopedisch therapie is nodig ter voorkoming van pseudo-arthrose, zoals een brace en

voorzorgsmaatregelen qua belasting.

Scoliose (idiopathisch en dystrofisch)

Bij 5-10% van de mensen met NF1 komt scoliose voor [161]. Deze wordt meestal tussen het 6

e

en 10

e

levensjaar vastgesteld. Zowel idiopathische en dystrofische scoliose treden op bij NF1 [162]. De

idiopathische scoliose bij NF kent een vergelijkbare benadering als het voorkómen ervan zonder NF1,

namelijk monitoring progressie in periode van forse lengtegroei, en houdingsadviezen. De dystrofische vorm

is zeer progressief en heeft een slechte prognose. Bij vaststellen van scoliose is klinische beoordeling ten

aanzien van het bestaan van paravertebrale neurofibromen geïndiceerd. Een röntgenfoto van de

wervelkolom voldoet ter uitsluiting van werveldysplasie. Bij palpabele paravertebrale neurofibromen bij

lichamelijk onderzoek, of verwijde foramina op de wervelkolomfoto, is een MRI te overwegen, vooral bij

progressie van scoliose.

15

Er kunnen ook andere termen gebruikt worden, afhankelijk van de exacte richting van uitbreiding op het gezicht en/of hals (zie

2.4.6).