Background Image
Table of Contents Table of Contents
Previous Page  23 / 113 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 23 / 113 Next Page
Page Background

23

2.4.5 Café-au-lait (CAL) alléén fenotype

Dit fenotype wordt veroorzaakt door de exon 17 3-bp inframe deletie (zi

e 2.3.2 Genotype-fenotype relaties )

en wordt gekenmerkt door de afwezigheid van cutane en plexiforme neurofibromen, de aanwezigheid van

café-au-lait maculae, okselsproeten en een hoger risico op pulmonalisstenose [59]. Leerproblemen,

macrocefalie en korte gestalte komen minder vaak voor bij dit fenotype dan bij de rest van de NF1 populatie

[38]. Dit fenotype komt erg zelden voor en overlapt met de kenmerken van het Legius syndroom

(veroorzaakt door een mutatie in SPRED1 op chromosoom 15 [60]).

2.4.6 Overige termen

Om de presentatie van NF1 aan te geven, worden door onderzoekers en zorgverleners diverse termen

gebruikt. Bijvoorbeeld als NF1 zich vooral in het hoofd-halsgebied uit, wordt over craniofaciale NF1

gesproken [61][62]. Afhankelijk van welke regio wordt getroffen en in welke richting(en) uitbreiding(en) zijn,

worden ook de termen orbitotemporale neurofibromatose [63][64][65], orbitofaciale neurofibromatose

(OFNF) [66] en orbitopalpebrale neurofibromatose [67] gebruikt. Deze zeer uitgebreide presentaties worden

vrijwel altijd behandeld in een multidisciplinair team, veelal bestaand uit een neurochirurg, plastisch chirurg

en oogarts.

2.5 Kenmerken van NF1

NF1 is een systeemaandoening en kan gepaard gaan met zeer veel verschillende symptomen en klachten.

Het beeld varieert van een onschuldige aandoening met milde huidverschijnselen tot een gecompliceerde

ziekte. Ook spelen leer- en gedragsproblemen een belangrijke rol, vooral bij kinderen. Het is niet mogelijk te

voorspellen welke klachten iemand zal krijgen en wanneer deze zullen optreden. De meeste mensen met

NF1 hebben een beperkt aantal van de kenmerken.

Kenmerken van NF1 worden onderverdeeld in diagnostische kenmerken en overige kenmerken.

Diagnostische kenmerken zijn symptomen en afwijkingen op grond waarvan de klinische diagnose wordt

gesteld (zi

e 3.4 Diagnose )

. Overige kenmerken betreffen symptomen, afwijkingen en klachten, die

geassocieerd zijn met het ziektebeeld, maar niet vaak genoeg voorkomen om tot de diagnostische

kenmerken gerekend te worden [17]. In de richtlijn, die momenteel in herziening is [11], zijn de meeste