Background Image
Table of Contents Table of Contents
Previous Page  38 / 113 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 38 / 113 Next Page
Page Background

38

3.4.2 Diagnosestelling

In 1988 zijn door "the National Institutes of Health" (NIH) in de Verenigde Staten van Amerika klinische

diagnostische criteria opgesteld voor gegeneraliseerde NF1 [105] (tabel 4). Deze criteria zijn de

internationaal geaccepteerde klinisch diagnostische criteria geworden en worden ook in Nederland gebruikt.

In 3.4.2.1 en 3.4.2.2 worden de belangrijkste elementen uit de diagnostische zorgfase (zie richtlijn NF1 voor

meer detail; [11]) opgesomd.

3.4.2.1 Klinische diagnose en differentiaaldiagnose

De klinische diagnose wordt d.m.v. differentiaaldiagnose (tabel 5 op pagin

a 39 )

gesteld op grond van de NIH

criteria [105] (tabel 4, zie hieronder) en wordt met genetische-diagnose (mutatieanalyse, zi

e 2.3.3 Testen van de genetische afwijkingen bij NF1 )

bevestigd. In het geval van vroegtijdige opsporing van mogelijke

familiale NF1 wordt mutatieanalyse aangeboden zonder dat eerst de klinische diagnostische criteria vervuld

worden (zie in 3.3.

2 a. Pasgeborenen, baby’s en kinderen met risico op NF1 )

.

De klinische diagnose NF1 wordt gesteld bij aanwezigheid van 2 of meer van onderstaande criteria

Zes of meer café au lait (CAL) maculae van 0,5 cm diameter vóór de puberteit en 1,5 cm diameter na de

puberteit

Twee of meer (sub)cutane neurofibromen of één of meer plexiforme neurofibromen

Sproeten (melanotic freckling) in de oksels of liezen

Opticusglioom (optic pathway glioma)

Twee of meer Lisch noduli (iris hamartomen)

Specifieke botlaesie (zoals sfenoiddysplasie, of cortex verdunning van de lange pijpbeenderen met of

zonder pseudo-artrose)

Eerstegraads familielid met NF1 volgens bovenstaande criteria (geldt niet van kind naar ouder)

Tabel 4. Klinisch diagnostische criteria voor NF1 zoals gedefinieerd door NIH [105] en vertaald in de richtlijn NF1 [11].

Van

tijdige klinische diagnose

kan gesproken worden vóór het 7

e

levensjaar. Tegen die tijd is de penetrantie

namelijk bijna 100% [106]. Met voortschrijdend alertheid door zorgverleners op symptomen van NF1, wordt

de diagnose steeds vroeger gesteld (bron: Achterbanraadpleging

).