Background Image
Table of Contents Table of Contents
Previous Page  36 / 113 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 36 / 113 Next Page
Page Background

36

Indicatiecategorie (c): geen NF1 bij toekomstige ouder(s), maar wel een kind met NF1

Als geen van beide toekomstige ouders NF1 heeft, maar wanneer zij wel al een kind met de diagnose NF1

hebben, is belangrijk dat beide ouders een DNA mutatieanalyse ondergaan, zodat familiale NF1 definitief

wordt uitgesloten. Als er inderdaad geen sprake is van familiale NF1, dan heeft het kind sporadische NF1

door de novo mutatie of door eventueel kiembaan mozaïcisme bij één van de ouders (zi

e 2.3.1 Genetica van NF1 )

. Vanwege eventuele kiembaan mozaïcisme, wordt door direct DNA mutatieanalyse getracht om de

mutatie te identificeren uit het bloed en/of tumorweefsel van het kind. Als de mutatie met succes wordt

geïdentificeerd, wordt de keuze van prenatale diagnostiek aan de aanstaande ouders aangeboden.

3.3. Vroegtijdige signalering

Vroegtijdige onderkenning van een risico, vroege NF1-kenmerken en vaker voorkomende aspecifieke

kenmerken bij kinderen (zie hieronder) is essentieel voor tijdige diagnose

12

. Een tijdige diagnose is belangrijk

voor optimaal ziektemanagement, voor preventie van verergering van klachten en voor het psychisch

welbevinden van het individu en zijn/haar naasten. Bovengenoemde risico’s en kenmerken worden als volgt

gedefinieerd ten behoeve van inclusiecriteria voor vroegtijdige signalering (zi

e 3.3.1 Indicatie (inclusiecriteria) )

en ten behoeve van de beschrijving van zorgorganisatorische aspecten (zi

e 4.2.3.2 Fase 2: Vroegtijdige signalering )

van deze zorgfase:

Een

risico op NF1

is de diagnose NF1 bij ouder(s) of broers of zussen.

Een

vroeg NF1-kenmerk

is een symptoom of klacht op grond waarvan NF1 vermoed kan worden

(zoals meerdere café-au-lait maculae, Lisch noduli, opticusglioom, sfenoide dysplasie (zie oo

k 2.5.1 Diagnostische kenmerken )

.

Een

aspecifiek kenmerk

is een kenmerk die op ontwikkelingsachterstand duidt, zoals een niet

behaalde mijlpaal (op het gebied van motoriek, spraak en taal, sociaal emotioneel en groei). Een

dergelijk kenmerk komt voor bij meerdere aandoeningen en is niet NF1-specifiek. Op kinderleeftijd

behoren gedrags- en leerproblemen ook tot deze aspecifieke kenmerken.

3.3.1 Indicatie (inclusiecriteria)

Op de volgende zorgvragers is vroege signalering van toepassing:

a.

pasgeborenen, baby’s en kinderen met verhoogd risico op NF1;

b.

baby’s en kinderen met aspecifieke kenmerken;

c.

pasgeborenen, baby’s en kinderen met een vroeg NF1-kenmerk.

12

Een tijdige diagnose is een diagnosestelling vóór het 7

e

levensjaar. De meeste individuen die anno 2014 onder de 17 jaar zijn

hebben hun diagnose in hun eerste levensjaren gekregen (bron: achterbanraadpleging). Bij milde presentatie van meestal

sporadische gevallen van NF1 kan het voorkomen dat de aandoening pas op latere leeftijd, soms volwassenenleeftijd

gediagnosticeerd wordt. Dit (sub-)hoofdstuk gaat niet over deze groep patiënten, gezien hier geen sprake is van vroegtijdige

signalering van NF1. In hoofdstukken over preventie (3.2) en diagnose (3.4) wordt wel ingegaan op deze (inmiddels kleine) groep

patiënten.