20
2 ACUTE FASE
2.1 Ambulancezorg
2.1.1 Eerste hulp, vervoer en stabilisatie
Dwarslaesie ten gevolge van een trauma
In de op initiatief van de Nederlandse Orthopaedische Vereniging tot stand gekomen ‘Richtlijn
acute traumatische wervelletsels; opvang, diagnostiek, classificatie en behandeling’ (2009)
wordt uitgebreid aandacht besteed aan de zogenaamde prehospitale zorg. In de prehospitale
zorg, verleend aan patiënten met (mogelijk) acuut traumatisch wervelletsel, speelt de
ambulancezorg dan ook een belangrijke rol. Hoewel er geen exacte cijfers zijn, zal veelal de
ambulancezorg direct worden ingeschakeld bij ongevallen in openbare ruimten of op straat.
Thuis kan het voorkomen dat eerst de huisarts ter plaatse komt als de situatie niet duidelijk is
en de melder eerst contact heeft gezocht met de eigen huisarts of de huisartsenpost.
In de ambulancezorg in Nederland wordt gewerkt met een landelijk uniform protocol. Voor de
meldkamer ambulancezorg is er de ‘Landelijke Standaard Meldkamer Ambulancezorg’ en voor
de rijdende medewerkers (ambulancechauffeur en verpleegkundige) is er het ‘Landelijk Protocol
Ambulancezorg’ (LPA 7.2) (Ten Wolde 2011). De methodiek van werken is gebaseerd op de ‘Pre
Hospital Trauma Life Support’ (PHTLS) principes (McSwain 2003) en is in 1998 vanuit de
Verenigde Staten in Nederland geïntroduceerd. Hierop sluiten de ‘Advanced Trauma Life
Support (ATLS) principes aan die in alle ziekenhuizen op de afdeling Spoedeisende Hulp (SEH)
worden gebruikt en volgens dezelfde methodiek werken (Alexander 2004). In de zevende editie
van het LPA (Ambulancezorg Nederland, juni 2009) zijn voor de zorg aan patiënten met
(mogelijk) wervelletsel de volgende protocollen van belang:
(A)irway + CWK, (B)reathing, (C)irculation, (D)isability en (E)xposure;
Wervelkolombevrijding en stabilisatie;
Indicaties wervelkolomfixatie;
Pijnbestrijding trauma;
Triage en keuze van ziekenhuis.
De opstellers van bovengenoemde richtlijn geven een aantal conclusies en aanbevelingen.
Belangrijk in deze zijn de volgende conclusies
9
:
A.
Het gebruik van de wervelplank (bij zittende patiënten in combinatie met de korte
wervelspalk) en de nekspalk bij de bevrijding en immobilisatie van een patiënt is te
verdedigen.
B.
Indien er een indicatie is voor immobilisatie wordt gebruik gemaakt van een wervelplank
en nekspalk. Bij zittende patiënten wordt tevens de korte wervelspalk gebruikt.
9
Deze conclusies weerspiegelen de mening van de opstellers van de richtlijn (niveau 4).
De werkgroep, die de richtlijn heeft opgesteld, hanteert voor de kracht van het bewijs de volgende indeling:
1: 1 systematische review (A1) of tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A1 of A2
2: tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B
3: 1 onderzoek van niveau A2 of B of onderzoek van niveau C
4: mening van deskundigen, bijvoorbeeld de werkgroepleden
1...,11,12,13,14,15,16,17,18,19,20 22,23,24,25,26,27,28,29,30,31,...87