31
3 Revalidatiefase
Voor een belangrijk deel is er in de revalidatiefase geen onderscheid naar oorzaak in het doel en
de aanpak, met dien verstande dat bij de niet-traumatische dwarslaesies ook de onderliggende
diagnose (bijvoorbeeld een maligniteit of een ontsteking) behandeld wordt.
In 2011 is door het NVDG voor de revalidatiefase het Behandelkader Dwarslaesie opgesteld en
door de Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen (VRA) vastgesteld (zie
)
. Dit
Behandelkader geldt als één van de belangrijke bouwstenen voor deze zorgstandaard. De
revalidatiegeneeskunde gebruikt het behandelkader om de minimale eisen voor behandeling
aan te geven. In het Behandelkader worden twee subgroepen onderscheiden:
Niveau 1
Volwassenen en kinderen met:
langer bestaande complete of incomplete dwarslaesie;
langer bestaande (conus)caudalaesie;
recent ontstane (conus)caudalaesie zonder blaas-, darm- of seksuele stoornissen;
spina bifida.
die specialistische revalidatiebehandeling nodig hebben voor secundaire stoornissen als
decubitus, blaasproblematiek, darmproblematiek, spasticiteit of begeleiding bij rolstoel-,
transfer- of looptraining nodig hebben.
Niveau 2
Volwassenen en kinderen met een:
recent ontstane complete of incomplete dwarslaesie;
recent ontstane (conus)caudalaesie met blaas-, darm- of seksuele stoornissen.
Binnen dit niveau vindt een indeling naar hoogte en compleetheid plaats.
Hoogte (indeling volgens de DBC-diagnose per hoofdgroep Dwarslaesie)
Dwarslaesie hoog: C1-C8, T1-T6
Dwarslaesie laag: T7-T12 en lager
(Conus)caudalaesie met blaas-, darm- of seksuele stoornissen
Compleetheid (indeling volgens de criteria van de American Spinal Injury Asociation
(ASIA))
A.
Sensibel + motorisch compleet (d.w.z. inclusief de sacrale dermatomen en myotomen);
B.
Sensibel incompleet + motorisch compleet;
C.
Sensibel + motorisch incompleet (< helft van de kernspieren onder de laesie is MRC gr.
3 of minder);
D.
Sensibel + motorisch incompleet (de helft of meer van de kernspieren onder de laesie is
MRC gr. 3 of meer);
E.
Sensibel + motorisch intact.
Ook in de revalidatiefase dient, in samenspraak met de revalidant en diens naasten, een
individueel en integraal zorgplan te worden opgesteld. Behandeldoelen worden individueel
vastgesteld en zijn geformuleerd op het niveau van functies, activiteiten, participatie en coping.
Tevens wordt informatie overgedragen en gedeeld, gericht op kennis van het eigen ziektebeeld,
preventie van complicaties en het functioneren met de beperkingen. De begeleiding is erop
gericht om samen met de revalidant zo goed mogelijk het leven weer op te pakken en in dat
1...,22,23,24,25,26,27,28,29,30,31 33,34,35,36,37,38,39,40,41,42,...87