Zorgstandaard Ziekte van Hirschsprung - page 23

23
verloskundige of gynaecoloog zijn extra alert op eventuele symptomen en nemen indien nodig of bij twijfel
zo spoedig mogelijk contact op met een kinderchirurgisch centrum (zi
e
)
.
4.1.2.3 Een pasgeboren baby waar ZvH in de familie voorkomt
In deze fase van het zorgtraject heeft de pasgeboren baby nog niet de symptomen die duiden op ZvH en is
de diagnose ZvH (nog) niet gesteld. In deze situatie is de huisarts de hoofdbehandelaar. De baby wordt
geobserveerd of er een meconiumlozing plaatsvindt en of de baby gallig spuugt.
Als de baby één van de symptomen van ZvH heeft, dan wordt de baby naar een kinderchirurgisch centrum
overgeplaatst en diagnostiek en behandeling ingezet (zi
e
)
.
Als er geen symptomen zijn wordt er geen diagnostiek ingesteld. Door goede observatie en accuraat
handelen wordt aan de hand van symptomen verdere gezondheidsschade gepoogd te voorkomen
(geïndiceerde preventie
5
).
4.1.2.4 Een pasgeboren baby met verdenking op ZvH (zonder belaste familiegeschiedenis)
Na de geboorte kijkt de betrokken (huis)arts (hoofdbehandelaar) of verloskundige de baby na en controleert
de baby standaard. De arts of verloskundige stelt vast of er een normale anus is aangelegd en of deze
doorgankelijk is. Indien de anus niet goed is aangelegd, wordt de baby doorgaans doorverwezen naar een
kinderarts (in een Algemeen ziekenhuis). Na consult bij de kinderarts is het gebruikelijk dat de kinderarts (2
e
lijn) bij verdenking op ZvH de baby naar een kinderchirurgisch centrum doorverwijst. Bij twijfel kan een
kinderarts de kinderchirurg van een kinderchirurgisch centrum consulteren door een foto van de anus voor
te leggen. De kinderchirurg beoordeelt dan of er sprake is van een al dan niet normale aanleg van de anus en
of doorverwijzing naar een kinderchirurgisch centrum aan de orde is.
Als er geen afwijkingen van de anus worden geconstateerd en de baby heeft binnen 48 uur na de geboorte
het meconium nog niet geloosd, zal de huisarts de pasgeborene zo spoedig mogelijk naar een
kinderchirurgisch centrum doorverwijzen. Indien de pasgeborene al klinisch is, zal de kinderarts voor
verwijzing naar een kinderchirurgisch centrum zorgen. Ook zal de baby (in de thuis- en klinische situatie)
verwezen worden als het gallig spuugt, een opgezette buik heeft of een sepsis.
4.1.2.5 Een pasgeboren baby met (verdenking op) een syndroom waarvan de ZvH onderdeel kan uitmaken
De pasgeboren baby wordt in een specialistisch centrum onderzocht volgens het voor dat syndroom
geldende protocol (zie oo
. Observatie van het ontlastingspatroon
zal hier onderdeel van uit maken. Zodra er sprake is van verdenking op ZvH bij de pasgeborene volgt het
hierboven beschreven zorgtraject voor (het onderdeel) ZvH (een pasgeboren baby met verdenking op ZvH
o.b.v. bovengenoemde symptomen) en zal de hoofdbehandelaar (kinderarts of neonatoloog van het
specialistisch centrum) uitvoerig met een kinderchirurg het behandelplan afstemmen. Als de baby op de
chirurgische afdeling ligt is de kinderchirurg de hoofdbehandelaar en stemt het behandelplan af met de
kinderarts.
5
Geïndiceerde preventie: richt zich op individuen die veelal nog geen gediagnosticeerde ziekte hebben, maar wel risicofactoren of symptomen.
Geïndiceerde preventie heeft tot doel het ontstaan van ziekte of verdere gezondheidsschade te voorkomen door een interventie/behandeling. Uit:
Zorgstandaarden in Model (2010).
1...,13,14,15,16,17,18,19,20,21,22 24,25,26,27,28,29,30,31,32,33,...70
Powered by FlippingBook