Background Image
Table of Contents Table of Contents
Previous Page  47 / 79 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 47 / 79 Next Page
Page Background

47

Marshall-Smith Syndroom | 5 Organisatiestructuur van het zorgproces

Print

vorige

Inhoud

volgende

Taken en verantwoordelijkheden van de zorgverleners passen in

het functie-/takenpakket en de hiermee samenhangende verant-

woordelijkheden zoals bepaald door de instellingen waarbinnen

zij werkzaam zijn of waarmee zij functioneel verbonden zijn.

5.1.2 Casemanager

In tegenstelling tot het format van zorgstandaarden

[1]

, waarin de

centrale zorgverlener het eerste aanspreekpunt, coördinator en

zelfmanagementondersteuner is voor de patiënt, wordt in deze

zorgstandaard gesproken over casemanager

[46]

. De reden hier-

voor is dat er bij het MSS geen sprake is van zelfmanagement van

de patiënt, waarvan de ondersteuning per definitie een belangrij-

ke taak is van de centrale zorgverlener

[47]

. De taken van de case-

manager verschillen per fase van het MSS en worden beschreven

in de secties

5.2.1

en

5.2.2

.

5.1.3 Individueel zorgplan

Een individueel zorgpla

n 21

dient bij elke vorm van zorg die langer

dan drie maanden duurt, opgesteld te worden

[48]

. Het doel van

het individuele zorgplan is, samen met de patiënt, de zorgbehoef-

ten vanuit patiëntenperspectief vast te stellen, uit te voeren, te mo-

nitoren en zo nodig bij te stellen. In het geval van MSS is er sprake

van een integraal individueel zorgplan: het individueel zorg- en on-

dersteuningsplan (zie

5.2.2.5

).

In de acute fase van het MSS wordt geen individueel zorg- en on-

dersteuningsplan opgesteld: de zorg in deze fase is gericht op het

elimineren van levensbedreigende symptomen en complicaties

en op het stabiliseren van de gezondheid van de pasgeborene. In

de chronische fase wordt wel een individueel zorg- en ondersteu-

ningsplan opgesteld (zie

5.2.2.5

).

5.2 Zorgstandaard afhankelijke kenmerken

5.2.1 Acute fase

De zorg in deze fase is gericht op het elimineren van eventuele

levensbedreigende symptomen en complicaties en op het stabi-

liseren van de gezondheid van de pasgeborene (zie

2.5

). In deze

fase is er meestal nog geen sprake van het stellen van de correcte

diagnose.

5.2.1.1 Beschrijving van de ketenzorg

Deze fase wordt gekenmerkt door ketenzorg: zorgactiviteiten volgen

elkaar op in de tijd. Deelnemers aan ketenzorg in de acute fase zijn

alle zorgverleners die betrokken zijn bij de geboorte en bij de daar-

opvolgende ziekenhuisbehandeling (ketenpartners kunnen zijn: ver-

loskundige, huisarts, huisartsenpost, regionale ambulancevoorziening

(RAV), ziekenhuis/obstetrisch team) Een belangrijk overdrachtsmo-

ment gebeurt vlak na de bevalling (thuis of poliklinisch), wanneer de

pasgeborene wordt overgebracht naar de juiste afdelin

g 22

in het zie-

kenhuis (algemene of academische ziekenhuis). De organisatie en

inhoud van de acute obstetrische zorg dient te voldoen aan de gel-

dende kwaliteitsnormen

[49] [50]

: In het ziekenhuis worden onmiddel-

lijk adequate interventies in gang gezet (ook wel parallelle acties ge-

noemd

[49] )

door de daartoe gekwalificeerde obstetrische professio-

nals

[51] .

De obstetrische professional schakelt het team in bestaande

uit een kinderarts, gynaecoloog, anesthesioloog, verpleegkundige en

H1 H2 H3 H4 H5 H6