Background Image
Table of Contents Table of Contents
Previous Page  14 / 79 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 14 / 79 Next Page
Page Background

14

Marshall-Smith Syndroom | 2 Het Marshall-Smith Syndroom

Print

vorige

Inhoud

volgende

Craniosynostose

Bij craniosynostose groeien één of meer schedelnaden in de eer-

ste levensjaren te vroeg dicht. Het is gezien bij sommige kinderen

met het MSS

( [6][ 9] [10][ 11] [8] )

; voor behandelopties zie

3.3.2.4

).

Bindweefsel, spieren en gewrichten

Alle kinderen zijn licht van bouw en hebben een verminderde

spiermassa, maar wel spierkracht bij voldoende beweging. Bind-

weefsel en spieren zijn slap (hypotoon) en soepel. De gewrichten

zijn ruim bewegelijk, maar milde contracturen in gewrichten en

een hoge spierspanning komen ook voor, vooral als de kinderen

ouder worden. Bij veel kinderen is de heupkop niet goed in de

heupkom geplaatst. Het wisselt per individu of dit pijnklachten

geeft en/of osteoartritis ontstaat. Vanaf de jong volwassen leef-

tijd komt heupslijtage met pijnklachten door osteoartritis voor

[6]

(voor behandelopties zie

3.3.2.4 )

.

De grove en fijne motorische ontwikkeling is bij de meeste kinde-

ren sterk vertraagd en de standaard motorische mijlpalen worden

niet gehaald. Veel kinderen leren niet lopen, spreken of zelfstan-

dig eten. Het niet op gang komen van de taalontwikkeling is zeer

waarschijnlijk voor een klein deel te wijten aan afwijkingen van de

larynx en de afwijkende gezichtsanatomie

[6]

en nog het meest

vanwege de ernstig meervoudige beperking (voor behandelop-

ties zie

3.3.1.3

en

3.3.2.5

).

Gebit

Het gebit ontwikkelt zich volgens een normaal patroon, de kaak is

echter vaak te klein en er is soms sprake van tandvleeshyperplasie

(voor behandelopties zie

3.3.2.4

).

Voeten

Bijna ieder kind met MSS heeft platvoeten, de tenen hebben een

extra lobje aan de onderzijde en de nagels zijn dik (zie

bijlage 3

).

De kinderen hebben vaak zeer gevoelige voeten en een afwijken-

de nagelgroei (voor behandelopties zie

3.3.2.4

).

Handen

Het eerste en tweede vingerkootje is bij alle vingers en duim ver-

breed en het derde kootje is smal (zie

bijlage 3

). Sommige kinde-

ren hebben omgekeerde gewrichten in de duim en/of bewegings-

beperkingen in de vingers. De meeste kinderen hebben gevoe-

lige handen en houden vaak niet van aanraking van hun handen

[bron: ar] (voor behandelopties zie

3.3.2.4

).

2.1.6 Ademhaling

Luchtwegobstructie

De ernstige ademhalingsproblemen zijn een gevolg van een com-

binatie van verschijnselen van de bovenste luchtweg obstructie.

De obstructie is secundair aan de gecombineerde afwijkingen in

de craniofaciale anatomie, waarbij een kleine (micrognathie) en

terugwijkende onderkaak (retrognathie), een onderontwikkeld

middengezicht, met een lage neusbrug en dichte of smalle choa-

nen, en het naar voren geplaatst strottenhoofd doorgang van de

H1 H2 H3 H4 H5 H6