Background Image
Table of Contents Table of Contents
Previous Page  22 / 79 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 22 / 79 Next Page
Page Background

22

Marshall-Smith Syndroom | 2 Het Marshall-Smith Syndroom

Print

vorige

Inhoud

volgende

2.6 Ziektelast en psychosociale gevolgen

De ziektelast voor een patiënt met het MSS wordt bepaald door

zijn of haar gehele gezondheidstoestand, waarbij de ziekte, de

klachten, de beperkingen en kwaliteit van leven van het kind/de

jong volwassene centraal staan. De uiting van alle voorkomende

gezondheidsproblemen en beperkingen bij het syndroom en de

veranderlijkheid van deze problemen en beperkingen gedurende

het leven zijn bepalend voor de ziektelast voor iedere individueel

kind met MSS. Ziektelast wordt ook door de ouders/verzorgers

ervaren en is vaak, maar niet noodzakelijkerwijs evenredig met de

ernst van de klachten van hun kind met MSS. In deze zorgstan-

daard classificeren we niet de ziektelast bij het MSS, maar geven

we aan of de ziektelast gemiddeld groter of kleiner is binnen de

acute en de chronische zorgfase.

Uit observatie en de achterbanraadpleging blijkt dat de kinderen

met MSS met veel veerkracht omgaan met de behandelingen en

beperkingen, zeker zolang ze pijnvrij zijn. De ingrijpende behan-

delingen laten echter bij ieder kind hun sporen na en dragen bij

aan de ziektelast (zie voor behandelopties

3.4.4

en

3.4.5

).

2.6.1 Ziektelast in de acute fase

In de acute fase is spoedeisende specialistische zorg nodig. De

kinderen verblijven vaak weken tot maanden in het ziekenhuis

en dit geeft een hoge ziektelast. In de acute fase zijn de fysieke

beperkingen die de ziektelast veroorzaken, vooral aanwezig bij

ademhaling, infecties, voeding en psychosociaal welbevinden.

Door de kenmerken van het MSS en de invasieve behandelingen

neemt de ziektelast met de tijd toe bij zowel het kind als de ou-

ders.

Ademhaling

Ziektelast ontstaat na de geboorte door een ernstige obstructie

van de bovenste luchtwegen en een acuut levensbedreigende

situatie. De ernst van de obstructie bepaalt welke behandeling

wordt ingezet (zie voor behandelopties

3.3.1.3

en

3.3.2.5 )

. Door

een beademingstube, beademingsapparatuur, sonde, infuus of

centrale lijn worden de kinderen in deze fase beperkt in het zich

(laten) bewegen en het dicht bij de ouders zijn.

Infectieziekten

In de acute fase is het kind erg vatbaar voor infecties mede door

de luchtwegobstructie en een eventuele beademing. Infecties

geven een hoge ziektelast, omdat deze veel invloed hebben op

de complete gezondheid- en voedingstoestand. Infecties lijken,

naast de ademhaling- en voedingsproblemen één van de belang-

rijkste oorzaken van het niet gedijen van deze kinderen (‘failure to

thrive’)

, 7

(zie voor behandelopties

3.3.1.3

. en

3.3.2.5 )

.

Voeding

Het oraal voeden van het kind is door de afwijkende anatomie en

de hypotonie meestal niet mogelijk meteen na de geboorte. Het

niet zelf voeding tot zich kunnen nemen geeft ziektelast, niet alleen

omdat de baby geen invloed heeft op de voeding die wordt aan-

geboden, maar ook omdat een natuurlijk contactmoment tussen

ouder en kind verstoord is (zie voor behandelopties

2.6.3

en

3.4.5

).

H1 H2 H3 H4 H5 H6