Vaccinatie nu ook gericht op sommige zeldzame aandoeningen
10-02-2021
In december 2020 werd het eerste COVID-19-vaccin geregistreerd, waarna vaccinatie van start is gegaan. De Gezondheidsraad heeft geadviseerd te beginnen met oudere personen op basis van de strategie om primair reductie van sterfte en ziekenhuisopname te bereiken, omdat leeftijd de belangrijkste risicofactor is voor een gecompliceerd beloop van COVID-19. Daarom is het advies de vaccins op dit moment primair en zo snel mogelijk in te zetten voor ouderen vanaf 60 jaar, te beginnen bij de oudsten. De commissie adviseert nu ook de eerst beschikbare doses van het AstraZenica vaccin (ChAdOx1-S nCoV-19- vaccin) in te zetten bij ouderen van 60 tot en met 64 jaar, te beginnen bij de oudsten. Modellering laat zien dat daarmee de ziektelast lager zal zijn dan wanneer deze groep later, namelijk na alle 65-plussers, gevaccineerd wordt met een mRNA-vaccin, conform de huidige vaccinatieplanning.
De commissie adviseert om naast kwetsbare ouderen specifieke medische risicogroepen met een extra hoog risico te vaccineren. Voor een deel kunnen deze patiënten gevaccineerd worden met het AstraZenica vaccin. De patiënten van wie het immuunsysteem ernstig gecompromitteerd is, krijgen echter bij voorkeur een mRNA-vaccin. Als alle ouderen gevaccineerd zijn, adviseert de commissie over te gaan tot vaccinatie met het AstraZenica vaccin van twee groepen die een vergelijkbaar verhoogd risico hebben op een ernstig ziektebeloop van COVID-19: medische risicogroepen tot 60 jaar en mensen in de leeftijdsgroep van 50 tot 60, beide groepen te beginnen bij de oudsten.
Voor algemene informatie en actuele stand van zaken rondom Corona, vaccinaties en de landelijke maatregelen, verwijzen wij naar de site van Rijksoverheid i.s.m. RIVM
En naar het meest recente advies van de gezondheidsraad.
Zie ook de Corona-nieuwspagina op onze site